dinsdag 19 maart 2024

Alles over Altena

Woerkumaardigheden

          Een kempenaar vaart langs de Gijssekrib vanaf de Boven Merwede de Afgedamde Maas op.

 

In de rubriek Woerkumaardigheden de vraag: "Is de Gijssekrib in Woerkum wel een krib?"

Strikt genomen is de Gijssekrib geen krib, omdat dit een stenen dam is die vrijwel haaks of geheel haaks op de stroomrichting en de oever staat. In feite is de Gijssekrib een waterstaatkundig kunstwerk, waarbij twee strekdammen bij elkaar samenkomen, de zuidelijke strekdam van de Waal en de noordelijke strekdam van de (sinds 1902 afgedamde) Maas. J.M. Praamsma promoveerde in 1986 op een publicatie over menselijk ingrijpen in de loop van de Nederlandse rivieren. Uit deze publicatie blijkt, dat de eerste bedijking al plaatsvond rond het jaar 1000 met de aanleg van afzonderlijke lokale dijkvakken. Pas rond 1300 was er voor het eerst sprake van een aaneensluitend stelsel van dijken.
 
Functie van kribben en strekdammen
Van nature werden we vanouds geconfronteerd met brede, uitbundig meanderende rivieren. Hierdoor stroomde het water traag af, de meanders (bochten) sleten steeds verder uit en de rivier verzandde op allerlei plaatsen, wat de bevaarbaarheid negatief beïnvloedde. Voor de waterhuishouding ontstond de behoefte om overtollig water snel en efficiënt af te voeren, zodat overstromingen tegen gegaan werden. Koning Willem I stelde in 1825 een commissie in om te onderzoeken, hoe “de beste rivierafleidingen” (via overlaten) gerealiseerd zouden kunnen worden. In die tijd waren de rivieren slecht bevaarbaar en liepen ze geregeld over in elkaars beddingen en waren er problemen met slechte bevaarbaarheid, overstromingen, opstuwing, ijsdammen, etcetera.
In 1825 lanceerde c.f. von Wiebeking op initiatief van koning Willem I, de eerste plannen tot dijkverhoging, opruiming van stroombeletselen en kribben aan te leggen. Voor de scheepvaart was het van belang, dat er meanders afgesneden werden, zodat de vaarroute korter werd en er een vaargeul gecreëerd werd die zonder al te vaak baggeren, op diepte werd gehouden, zodat ook nog schepen konden varen met grotere diepgang. om de stroom te beïnvloeden middels kanalisatie. Om dit te realiseren werden kribben, als stenen dammen van stortsteen, dwars op de stroomrichting gebouwd en door steenzetters vakkundig bekleed met mooi in elkaar passende natuurstenen zeskantige basaltblokken. In lengterichting werd ter geleiding van de stroom en ter bescherming van de oever tegen afkalving, strekdammen aangelegd, die op dezelfde wijze bekleed werden. Later werd hiervoor goedkopere en gemakkelijker te plaatsen betonblokken toegepast.

Hoe ontstond de Gijssekrib?
Bij de samenvloeiing van Maas en Waal, wordt op het punt voorbij de Gijssekrib, waar de Boven Merwede begint, het rivierbed plotseling een heel stuk breder. Het is te begrijpen dat de stroomsnelheid dan ook drastisch afneemt. Stromend water voert altijd sediment met zich mee. Hoe sneller het stroomt, hoe grover materiaal het kan meevoeren. Daarom zet de rivier ook altijd materiaal af. In de bovenloop rotsblokken en grote keien.
Als de stroomsnelheid lager word, kan dit materiaal niet meer door het water verplaatst worden, maar kiezels het al het overige materiaal nog wel. Al schurend en slijpend wordt het meegevoerde materiaal ook steeds kleiner en gladder. Eerst worden daarna de kiezels afgezet die afgeronde vormen krijgen. Verderop het zand en op het laatst de klei. Nu bij Woudrichem de rivier ineens een stuk breder werd, kon de rivier met name het zand niet meer vasthouden en zakte dit naar de bodem. Er was zowat niet tegenop te baggeren. Het zand vormde banken die steeds hoger werden. Op het laatst werden ze waarden genoemd en bleven vrijwel het hele jaar droog. Ze leken op eilanden die westwaards wandelden. Tussen het Munnikenland en Gorinchem waren eeuwenlang verscheidene van deze waarden die steeds andere posities innamen. De waard die lange tijd recht tegenover de Woudrichems Waterpoort lag is door het stadsbestuur lange tijd benut om er de tentoonstellingsgalg op te vestigen. Daar werden in de stad geëxecuteerde misdadigers aan den volke tentoon gesteld. De galg was veraf genoeg om de stad te vrijwaren van stank en besmetting. Maar het was dichtbij genoeg om de lijken langzaam uit elkaar te zien vallen, als afschrikwekkend voorbeeld voor potentiële misdadigers. Nooit is aangetoond dat deze methodiek effectief was, maar menigeen verkneukelde zich er wel over.

Beheersing van de wandelende waarden, ontstaan van de “Gijssekrib”
Ook voor de poorten van Woudrichem werd kanalisatie toegepast om waterafvoer en scheepvaart te verbeteren. De overheid was het zat met die wandelende eilanden. Vanuit het Munnikenland werden aan de Waalkant en de Maaskant strekdammen aangelegd. Die volgden de contouren van de Galgenwaard. Recht voor het Woudrichemse waterfront kwam de strekdam van de waal en de strekdam van de Maas bij elkaar en eindigen in een kop die gemarkeerd werd met een baken / lichtopstand. Deze kop is sindsdien stabiel en wandelt niet meer. Hij wordt eigenlijk ten onrechte een krib genoemd. Het water loopt er immers niet dwars van zijn kop, maar vloeit er langs, waarna het zich samenvoegt en voort stroomt. Overigens stroomt de Maas niet meer sinds de afdamming. Daardoor is de afname van de stroomsnelheid stroomafwaarts van de “Gijssekrib” zelfs nog extremer geworden. Dus is de bezinking van zand ook toegenomen. We zien dan ook geregeld baggerschepen in actie bij Woudrichem. Overigens is dit heel bruikbaar materiaal voor allerlei doeleinden.

Vissers en natuurliefhebbers minder blij met kanalisatie
Deze kanalisatie was overigens niet erg naar de zin van de Woerkumse (zalm)vissers en natuurliefhebbers. Door snellere afvoer van het water en door het verdwijnen van paaiplaatsen voor de vis is de rivier minder biodivers geworden. Tot overmaat van ramp werd de rivier ook gebruikt als afvoer voor (ook chemische) afvalstoffen en als koelwater voor de industrie zodat het water warmer en vuiler werd. De vissers werden bovendien gehinderd door vooral de strekdammen. Daardoor konden ze bijna nergens meer hun traditionele kantvisserij toepassen, waarbij ze hun netten (zegen) het strand op trokken om de vis te bemachtigen.
Als antwoord daarop ontwikkelden zij de galgvisserij. Maar doordat zeegaten werden afgesloten, door overbevissing en tot in de jaren '70 van de vorige eeuw toenemende vervuiling, ging haast de hele visserij verloren. Gelukkig brak het inzicht door, dat we heel zuinig dienen te zijn op ons kostelijke water en gaat er vrijwel geen ongezuiverd afvalwater meer de rivier in. Ook worden er weer mee stromende nevengeulen in het winterbed aangelegd zodat het rivierengebied een meer natuurlijke aanblik terugkrijgt. Maar ook hier moeten we blijven toezien, dat de balans niet de ene of de andere kant uitslaat.
De laatste ontwikkeling is, om juist weer veel begroeiing uit het winterbed weg te halen omdat dit belemmerend zou zijn voor snelle afvoer bij extreem hoog water of om ruimte te bieden voor tijdelijke noodberging van water.

De Gijssekrib is in de huidige vorm waarschijnlijk zo’n 200 jaar oud
De naam komt voort uit een oude legende, c.q. verhaal. Het zou de naam kunnen zijn van een schipper die met zijn schip op de krib gevaren zou zijn. Een ander hardnekkig verhaal vernam ik binnen Carnavalsvereniging Kwakke Erremoei, die helaas ter ziele is gegaan. Daar werd het verhaal verteld als “waar gebeurd.” Het stond gepubliceerd in Ut Erremoeike.

Lang geleden zou er in Woerkum een kastelein zijn geweest die niet geheel eerlijk was. Hij placht de bestellingen van zijn gasten op te schrijven met een krijtje op een leitje. Naarmate zijn gasten meer beneveld raakten, neigde hij ertoe om de bestellingen dubbel te gaan noteren. Tegen de tijd dat de gasten nog verder heen raakten turfde hij met “ene vurk”. Elk biertje werd dus vier maal afgetekend. Aldus werden de gasten met erg hoge rekeningen geconfronteerd. Begrijpelijk, dat hij daar uiteindelijk niet ongestraft mee weg kwam. Hij werd veroordeeld en geëxecuteerd wegens oplichting van talloze argeloze drinkebroers. Zo kwam hij aan de galg terecht tegenover de Woerkumse Waterpoort.

Kwakke Erremoei heeft Gijs nog heel lang als mascotte gevoerd. Elk jaar tijdens de carnaval werd “Gijs de Kribbeman”  als een wel 5 of 6 meter hoge stropop op zijn krib gezet. Daar stond hij dan te kijk, zoals weleer, de boef. Maar hij was ook zondebok, die de schuld en de ellende van een ander op zich nam tijdens de carnavalsdagen. Iedere carnavalsvierder mocht zijn gal uitspuwen over en naar hem en overal de schuld van geven. Zo konden de carnavalsvierders bevrijd van hun lasten, zorgeloos en vrolijk feestvieren. Aan het eind van de carnavalstijd werd Gijs in de fik gestoken. Hij verbrandde dan en met hem werd ook alle op hem geladen ellende mee vernietigd. Dat ging ieder jaar door, totdat Rijkswaterstaat om veiligheidsredenen het verbood om Gijs in brand te steken. Een paar jaar werd hij nog neergezet en “ontmanteld”. Maar dat was niet zo spectaculair. Misschien is het carnaval uit Woerkum verdwenen, omdat Gijs niet meer afgefikt mocht worden.

Bomen op de Gijssekrib
Sinds mensenheugenis stond er altijd een rij bomen op de Gijssekrib. Steeds als er been omwaaide werd de opengevallen plekken in de rij opgevuld door nieuwe boom. De bomenrij diende ervoor om het verloop van de strekdam aan te geven ten tijde dat deze bij hoogwater niet zichtbaar was. Aldus konden schippers zien, dat er een doorlopende oever is. Ze lieten het aldus wel uit hun hoofd om dwars tussen de bomen door te varen. Het is wel zeker, dat er bomen op kribben werden gezet om te dienen als gids-, baken of mistbomen. Bij mist of hoogwater waren de kribben immers niet te zien. Daarom werden de kribben bebakend door er een boom op te planten. Later zijn de meeste bomen op kribben vervangen door bakens met een houten driehoek erop. Stroomafwaarts gezien hebben ze aan de rechterkant de punt naar beneden (stomp) en aan de linkerkant de punt naar boven (spits). Nog later werden deze driehoeken vervangen door metalen driehoeken, rood en stomp aan de rechteroever en groen en spits aan de linkeroever. Deze vertonen rechte vlakken die een betere reflectie geven voor de scheepsradar. Bovendien werden ze veelal voorzien van een licht.

Rond 1930 zijn er op de Maas, (de afdamming in 1902) nog bakenbomen gezet. Daarvoor werden veelal populieren gebruikt of wilgen, omdat deze goed tegen natte voeten kunnen. Ik denk dat populieren dan weer bestendiger zijn dan wilgen, die niet zo diep wortelen. Waterstaat hecht minder belang aan bakenbomen, omdat de scheepvaart met radar en andere moderne navigatieapparatuur niet meer zo afhankelijk is van zichtnavigatie. Daarom voeren ze een “uitsterfbeleid.” Plaatselijke actiegroepen beijveren zich soms voor behoud van deze karakteristieke bomen, zoals bij Wychen, Grave en Woudrichem.

Jos Korthout, Stadsgids uit Woerkum


Jos Korthout over Jos Korthout

Het rondleiden en vertellen over Woudrichem en omstreken vind ik heel erg leuk. Ik doe dat al meer dan 30 jaar. Zie gidsenwoudrichem.nl
Bij het overhevelen van Toerismebureau Woudrichem (TIW) naar het nieuw opgerichte Streek-VVV Altena-Biesbosch, hebben we de gidsenfunctie afgezonderd en gingen we verder als Stadsgidsengilde. We beschikken inmiddels over circa vijftien gidsen. Ik ben daar slechts één van.
Tevens zit ik in het bestuur van het gilde. Peter Baks verzorgt als voorzitter ook de gidsenindeling.

Natuurlijk kan ook rechtstreeks met mij een afspraak gemaakt worden.
Telefoon: 0183-302931
E-mail: j.a.m.korthout@planet.nl